Return to
  Profiles





Henrietta Willemina Crommelin

Dates: 1870 - 1957

Actief in drankbestrijding, zending, armenzorg,
vredesbeweging en politiek

[Artikel oorspronkelijk gepubliceerd in 2004, door Dhr. Pierre Rhoen, Gemeente archivaris te Zeist, als onderdeel van een reeks levens beschrijvingen van bekende Utrechtse personen woonachtig op de Utrechtse Heuvelrug-Noord]


(foto afkomstig uit de collectie van het RKD, Iconografisch Bureau Den Haag)


Henrietta Willemina Crommelin werd op 7 december 1870 in Dordrecht geboren als tweede kind van Marinus Crommelin, rechter, en zijn vrouw Sophia Carolina Agatha Wilhelmina van Dielen. Zij bleef ongehuwd en stierf in Zeist op 19 augustus 1957.

Met haar ouders vestigde Henrietta zich in 1905 in Zeist op de buitenplaats Kersbergen aan de Utrechtseweg. Haar vader was vanaf 1877 tot 1905 rechter bij de arrondissementsrechtbank te Utrecht. Daarvóór vervulde hij van 1865 tot 1868 een functie bij de rechterlijke macht in Ommen en van 1868 tot 1877 in Dordrecht. Kersbergen was sinds 1885 eigendom van haar moeder, aan wie het gelegateerd was door de weduwe C.I.F. van Eik-Alewijn. Na de dood van haar moeder in 1919 erfden Henrietta en haar broer Claude (1873-1946) het landgoed. Henrietta kreeg tevens het levenslange vruchtgebruik. Toch bleef zij er niet wonen. Het oude Kersbergen werd verhuurd en in 1927 verkochten Henrietta en haar broer het aan de NV Park Kersbergen. De weduwe Van Eik-Alewijn had aan het legaat enkele voorwaarden gesteld. Eén ervan was dat Kersbergen nooit aan een aannemer mocht worden verkocht die het wilde verkavelen en nog minder aan een sloper. Aan die bepalingen werd niet de hand gehouden. Waar ooit de buitenplaats Kersbergen lag, ligt nu de villawijk Kersbergen en niets verraadt waar ooit huis Kersbergen heeft gestaan. In 1920 kocht Henrietta, na het overlijden van K. Snellen, van diens erven de villa Sunnyside aan de Driebergseweg 4. Toen zij een jaar of 6 was ging zij in pension op de buitenplaats Sparrenheuvel tegenover haar woning.

In de periode vanaf circa 1889 tot 1896 woonde zij buiten de provincie Utrecht. Vanuit Engeland vestigde zij zich in 1896 weer in Utrecht. Of zij al die jaren in Engeland verbleef, is niet bekend, wel dat zij er heeft gestudeerd. Tijdens haar studie aan het Westfield College in Londen was er een directrice die haar leerlingen aanmoedigde te strijden tegen alcoholmisbruik. Aan die oproep heeft Henrietta gevolg gegeven en het zou haar levensvulling worden. Op 23 februari 1891 werd zij lid van de Nationale Christen Geheel Onthouders Vereniging (NCGOV), opgericht in 1881. Al snel was zij lid van het hoofdbestuur. Binnen de NCGOV was zij lid van de redactiecommissie. Samen met professor J.R. Slotemaker de Bruïne (1869-1941), al jong fervent geheelonthouder, was zij een van de eerste leden van de afdeling Utrecht. In 1898 werd zij president van de kring Utrecht, een functie die zij ruim vijftig jaar heeft bekleed.

Nadat Henrietta zich in Zeist had gevestigd, werd zij in haar nieuwe woonplaats al snel in verschillende maatschappelijke organisaties actief onder andere op het gebied van de drank bestrijding. In 1893 was een plaatselijke afdeling van de NCGOV opgericht en hiervan werd zij in 1909 president. Een functie die zij meer dan 40 jaar heeft vervuld. In Zeist, dat toen ruim twaalf duizend inwoners telde, waren op dit gebied naast de NCGOV nog vier andere verenigingen werkzaam. Dit geeft aan hoe groot het maatschappelijke probleem van drankmisbruik in het ‘deftige’ dorp was. Op initiatief van P. Bierens de Haan werd in 1926 een consultatiebureau voor alcoholisten en andere bijstand behoevende personen opgericht. Van dit Sociaal Consultatie Bureau was Henrietta jarenlang secretaris-penningmeester. Aan het Drankweer Comité Zeist gaf ze meer dan twintig jaar leiding. Vanaf midden jaren dertig werkte dit comité overkoepelend voor de andere drankbestrijdingorganisaties. Het bereidde onder andere de jaarlijkse ‘blauwe week’ voor. Een van Henrietta’s andere verdiensten op het gebied van de drankbestrijding was de stichting in 1898 van het jeugdwerk van de drankbestrijding, dat de naam Hoop der toekomst meekreeg. In 1907 werd Enkrateia, een bond van protestants-christelijke drankbestrijding verenigingen, opgericht die de samenwerking tussen de christelijke verenigingen voor drank bestrijding wilde bevorderen. Henrietta was een van de medeoprichtsters en nam zitting in het bestuur. Zij schreef veel publicaties over drankbestrijding die als brochures verschenen of gepubliceerd werden in tijdschriften. Als vurig spreekster trad zij op in vergaderingen, openbare samenkomsten en congressen.

Een ander gebied waar haar belangstelling naar uit ging, was de zending. In 1909 werd de Hulp vereniging der Utrechtse Zendingsvereniging opgericht. Het doel van deze vereniging was belangstelling te wekken voor de zending en deze te bevorderen. Vanaf het oprichtingsjaar heeft Henrietta in ruim veertig jaar tijd binnen deze vereniging de functies van voorzitter, secretaris en penningmeester vervuld. In 1930 bezocht zij de zendingsterreinen van de Utrechtse Zendings vereniging in Nederlands Oost-Indië. Van de in 1937 opgerichte Zeister Hulpraad tot verbreiding van kennis der Zending, later gewijzigd in Interkerkelijke studiecommissie van de zending, was zij tweede secretaris. Deze raad werd opgericht met als doel het pedagogische werk van de zending intensiever en systematischer ter hand te nemen.

Ook op het gebied van armenzorg was Henrietta actief. In 1909 werd het eerste bestuur van het Burgerlijk Armbestuur van de gemeente Zeist geïnstalleerd. Zij was een van de twee vrouwen die deel uitmaakten van het achthoofdige bestuur. Tot 1946 bleef zij aan als bestuurslid. In 1911 werd de Vereniging Openbare Leeszaal en Bibliotheek opgericht. Henrietta heeft vanaf 1912 bijna twintig jaar lang zitting gehad in het bestuur.

De vredesbeweging mocht zich ook al in Henrietta’s warme belangstelling verheugen. Eind 1913 werd een plaatselijke afdeling van de Algemene Nederlandse Bond Vrede door Recht opgericht.

Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, werd de pacifistische organisatie Anti-Oorlog Raad in het leven geroepen. Na de oorlog werd die omgezet in de Vereniging voor Volkenbond en Vrede. De grote man van de vredesbeweging was H.G.J. van der Mandere (1883- 1959). Vanaf het eerste uur was Henrietta bij de Zeister afdeling betrokken. Meer dan twintig jaar had zij het penningmeesterschap onder haar hoede.

Ook op politiek terrein roerde zij zich. Vanaf 1924 zat zij in het bestuur van de Christelijk Historische Kiesvereniging afdeling Zeist, twee keer in de functie van secretaris; van 1928 tot 1932 en van 1936 tot 1939. Bij de verkiezing van de gemeenteraad in 1923 werden 24 stemmen op haar uitgebracht. Als zevende op de lijst van de CHU viel zij buiten de boot (de CHU kreeg twee zetels in de gemeenteraad). Ook bij de volgende verkiezingen voor de gemeenteraad, in 1927, 1931, 1931 en 1935, stond zij op de lijst. Zij werd echter nooit tot raadslid gekozen. Het grootste aantal voorkeurstemmen dat zij behaalde was 41 (1931). Een oproep in het verkiezingsblad van de CHU van juni 1935 om een vrouw in de raad te kiezen mocht niet baten.

Binnen de afdeling Zeist en omstreken van de Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, die in 1907 werd opgericht, heeft Henrietta alleen in de beginjaren in het bestuur gezeten. Evenals bij de Zeister Zondagsschool Vereniging, waar ze voor 1914 enkele jaren een bestuursfunctie vervulde. Zo was ze ook nog voor korte tijd actief in het Steuncomité Zeist 1914. Van de Commissie van Toezicht van het Rijksopvoedingsgesticht voor meisjes Eikenstein was zij van 1919/1920 tot 1940/1941 secretaris. Genoemd moet ook worden haar hulpactie voor hongerend Rusland tijdens de winter van 1921-1922 als gevolg van de burgeroorlog. Henrietta was actief voor het Nederlandse Nansen-comité, genoemd naar de Noor F. Nansen (1861-1930). Zij zamelde zowel geld als kleding in.

Henrietta voelde zich aangetrokken tot de quakers. Van haar hand verscheen rond 1900 een publicatie over de stichter George Fox. Door cursusdeelnemers aan het Quakerscentrum Woodbrooke in Engeland werd in 1908 de Vereniging Woodbrookers in Holland opgericht. Het doel was door ontmoeting en studie bij te dragen aan persoonlijke religieuze bezinning gekoppeld aan maatschappelijke verantwoordelijkheid. Professor J. Rendell Harris van Woodbrooke heeft grote invloed op haar uitgeoefend. Hoe actief zij binnen deze beweging is geweest, is moeilijk te achterhalen. Dat geldt ook voor haar deelname aan de Ethische Vereniging, waarvan in Zeist een afdeling bestond.

In haar woonplaats werd Henrietta Crommelin geacht om haar grote werkkracht en bekwaamheid. Velen kende haar als een sterke, ietwat hoekige persoonlijkheid, die tot het eind toe een leven-voor-anderen geleid heeft. Zij kende tal van markante figuren uit de christelijke levenskring van nabij en werd door hen ook beïnvloed. ‘Met een brede blik en een warm hart heeft zij meegeleefd in kerk en zending, in Woodbrookersbeweging [en] in christelijke geheel onthouding.’ staat in een aan haar gewijd in memoriam. In 1948 werd zij bij gelegenheid van haar gouden jubileum als presidente van de afdeling Utrecht van de NCGOV benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Zij overleed in 1957 op Sparrenheuvel en werd begraven in het familiegraf op de Oude Algemene Begraafplaats aan de Bergweg in Zeist.

R.P.M. Rhoen, 2004

Archivalia
GAZ, Archief van de gemeente Zeist, 1599-1905, idem, 1906-1945, idem, 1946—1965, bevolkings register, kadastrale leggers, Archief van het Burgerlijk Armbestuur, niet geïnventariseerd, notulenboek, Archief van de Christelijk Historische Unie, afdeling Zeist, niet geïnventariseerd, notulenboeken; HUA, bevolkingsregister gemeente Utrecht


Literatuur
R.P.M. Rhoen, ‘Hulp aan hongerend Rusland in de winter 1921-1922’, Seijst 1 (1991)
R.P.M. Rhoen, ‘De Nieuwe Haven bij Kersbergen’, Seijst. 4 (1992)



Een paar herinneringen van mijn moeder (GCD):


Mijn moeder woonde lange tijd in Zeist (1920-1930) in een huis met tuin die aan het Zusterplein grensde en heeft een hoop mooie herinneringen aan die tijd overgehouden (zoals de grote kastanje boom op het plein die er blijkbaar nog steeds staat, de Hernhutter gemeenschap in Slot Zeist) die ook voor niet-leden zoals zij met feestelijkheden openstonden, etc.) Moeder kende tante Jet wel en kwam vaak aan Huize Kersbergen

ca. 1930

wat ze zich nog goed herinneren kan. Tante Jet zelf was weinig te zien, had altijd veel te doen, vergaderingen, etc. Zij had in die tijd de vijf oudste kinderen van oom Daan en tante Hélène (Niehans) in huis, onder geleide van een gouvernante, Freulein Schmid. De laatste was goed bevriend was met de gouvernante van moeder, Mlle Ding (deze was klein en bepaald niet mooi; Moeder’s broer Rein vertelde haar eens: “Mademoiselle, vous avez l’air d’un singe mélancolique” (sic!). Wat haar antwoord daarop was vertelt de geschiedenis niet. Oom Daan die in 1906 als zendings-leraar naar Modjo Warno Djombang (bij Soerabaja) vertrok, werd in 1919 benoemd als zendings consul in Batavia, waar hij tot 1926 verbleef (waarna hij zendings directeur in Oegstgeest werd, tot na de oorlog). De twee jongste kinderen (Nora en Olga) zijn in die periode geboren, en konden in Nederlands Indie opgroeien, maar de vijf oudste kinderen (Daisy, Clara, Willy, Paul en Danie) moesten in die tijd naar school in Nederland, de reden dat ze bij tante Jet ondergebracht werden.

Moeder wist me ook te vertellen dat tante Jet in die tijd vaak een jongere neef in huis had, de latere Mr. Charles L.F. Crommelin (1902-1974, O.O.N.), bijgenaamd de 'Blubber' die in die tijd waarschijnlijk in Utrecht studeerde en later een hoge Piet bij Buitenlandse Zaken werd: o.a. consul general in Algerije. Later ging hij in Fontainebleau met pensioen. Deze 'Blubber' wilde niet teveel weten van de principes van zijn tante Jet, leende vaak haar fiets (met gezondheidszadel!) en ging dan gezellig op kroegentocht in Zeist. Iedereen in Zeist herkende die fiets (met gezondheids zadel) en nam aan dat Mevrouw Henrietta weer langs de kroegen reed om de stamgasten tot betere gedachten en andere levens gewoonten te brengen...
- Govert C. Deketh